Na de laryngectomie, waarbij de stembanden zijn verwijderd, kan men vaak weer leren spreken. Dit kan op drie manieren

  1. Injectie-slokdarmspraak
  2. Prothesespraak
  3. Electrolarynx 

Ad 1 Injectie-slokdarmspraak

Voordat de stemprothese zijn intrede deed leerden alle patiënten na een laryngectomie opnieuw spreken met de zogenoemde injectiemethode.

Deze methode wordt zo genoemd, omdat lucht vanuit de mondholte wordt ingeslikt en zo in de slokdarm wordt geperst (‘geïnjecteerd’).
Daarna komt de lucht door een soort ‘opboeren’ weer terug waardoor het bovenste deel van de slokdarm in trilling wordt gebracht. Hierdoor ontstaat geluid.

Men kan de injectie-slokdarmspraak aanleren naast de prothesespraak. Deze methode is echter moeilijker aan te leren dan de prothese-slokdarmspraak. Vooral het aanleren van het persen en het gedoseerd terugsturen van lucht vraagt veel aandacht. Hierbij spelen een actieve beweging van tong en lippen een belangrijke rol.

Ook adembeheersing speelt een belangrijke rol bij de injectiespraak. Men leert dat de injectiespraak onafhankelijk van de uitademing tot stand komt. Het maken van een geluid bij de prothesespraak is juist wél afhankelijk van de uitademing. Dit maakt het tegelijk aanleren van de beide technieken moeilijk.

Spreken met de injectie-slokdarmspraak wordt geleerd onder leiding van een hierin gespecialiseerde logopedist. 

Ad2  Prothesespraak

Om met een stemprothese te kunnen spreken moet men op het moment van uitademen het stoma met een (blote) vinger of duim afsluiten of een eventuele filter indrukken. Omdat het stoma dan is afgesloten, stroomt de uitgeademde lucht tijdelijk niet meer door het tracheostoma, maar via de stemprothese naar de slokdarm, keelholte en vervolgens naar de mond.

De lucht brengt het slijmvlies van de slokdarm en keelholte in trilling en er ontstaat geluid. Door vervolgens de mond op de normale manier te bewegen kan men spreken.

Dit noemt men de prothesespraak. De stemprothese zelf maakt dus geen geluid. De stemprothese fungeert als een ventiel, om uitademingslucht naar de mondholte te brengen.

Ook deze vorm van spreken wordt onder leiding van een gespecialiseerde logopedist aangeleerd. 

Ad 3 Electrolarynx 

Soms lukt het spreken d.m.v. de prothesespraak of de injectiespraak niet goed, dan kan gebruik gemaakt worden van elektronische spreekapparatuur, de electro-larynx.

Dit is een buisvormig toestel van ongeveer 14 cm, werkend op een oplaadbare batterij.

Aan de bovenzijde zit een trilplaatje. Tijdens het spreken wordt dit apparaat tegen de mondbodem of hals gehouden.

Trillingen worden via het weefsel van de mondbodem doorgegeven aan de lucht in de mondholte, zodat er geluid ontstaat.

Door normale spreekbewegingen te maken, wordt dit geluid omgezet in spraak. Het stemgeluid dat hierdoor ontstaat, klinkt mechanisch en metaalachtig en dus niet als een normale stem.

Een voorwaarde voor het spreken met een electro-larynx is dat het weefsel van de hals of mondbodem soepel genoeg is om de trillingen van het apparaat door te geven aan de mondholte.

Het vraagt veel aandacht om de apparatuur op de juiste wijze tegen de hals of mondbodem te plaatsen. Ook een goede timing, coördinatie en het oefenen van een duidelijke, verstaanbare spraak is hierbij van belang.

Het gebruiken van de electro-larynx wordt geleerd onder leiding van een hierin gespecialiseerde  logopedist.